Terug
Gepubliceerd op 14/05/2025

Besluit  College

di 13/05/2025 - 16:00

Omgevingsvergunning: advies college op vraag van de provincie binnen dossier referentie omgevingsloket OMV_2024045962- referentie gemeente OMV_2024_00073

Aanwezig: Jo Roggen, Burgemeester
Chris Jamar, Stijn Doms, Eva Prouvé, Danny Ruysen, schepenen
Herman Stiers, Algemeen directeur

Het college

Juridische basis
  1. Het decreet lokaal bestuur, inzonderheid art. 56
  2. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
  3. Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).
  4. Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning 
  5. Besluit van de Vlaamse Regering  tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen 
  6. Besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Voorgaande
  1.  De vergunning van 21/01/2025 voorwaardelijk vergund door het college van burgemeester en schepenen inzake de regularisatie van een bestaande grondwaterwinning.
  2. Het beroepschrift ingediend op maandag 3 maart 2025.
Probleemstelling

Op 1 april 2025 werd aan het gemeentebestuur gevraagd om advies uit te brengen omtrent de aanvraag in beroep voor de regularisatie van een bestaande grondwaterwinning, referentie omgevingsloket OMV_2024045962- referentie gemeente OMV_2024_00073.

Motivering

Het advies wordt als bijlage gehecht aan deze beslissing.

Artikel 1:

Het college van burgemeester en schepenen sluit zicht aan met het uitgebracht advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2:

Aan de vergunningsaanvraag betreffende de regularisatie van een bestaande grondwaterwinning, met betrekking op een terrein met als ligging Weg op Halen zn en met als kadastrale ligging afdeling 1 sectie A nr. 180R2 verleent het college een  voorwaardelijk gunstig advies indien deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

§1. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II, BS van 31 juli 1995; zoals gewijzigd) waarvan inzonderheid volgende bepalingen:

Algemene milieuvoorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10

Sectorale milieuvoorwaarden: Hoofdstuk, 5.53

 Bijzondere milieuvoorwaarden:

  • De gegevens van de debietmeting (type, serienummer en merk van de debietmeter) worden aan de gemeente Geetbets bezorgd. Het debiet wordt jaarlijks genoteerd in een register. De exploitant toont aan dat de debietmeter geplaatst is.
  • Het aanleveren van het putschema van de reeds geboorde boorput. Er dient tevens ook bewijs te worden aangeleverd met betrekking tot de diepte van de put. Dit dient te gebeuren 1 maand na het verkrijgen van de vergunning.
  • Het grondwaterpeil in werking in de boorput van de grondwaterwinning wordt jaarlijks 1 keer gemeten. Hierbij wordt het volume genoteerd dat onttrokken werd gedurende drie uur voorafgaand aan de meting. Indien de grondwaterwinning minder dan drie uur in werking was wordt tevens de effectieve werkingsduur meegedeeld;                                                             Per jaar wordt 1 peilmeting in rust uitgevoerd in de boorput na het stilleggen van een grondwaterwinning gedurende ten minste 8 uur. De tijd van stilstand van de grondwaterwinning en de peilmetingen worden zorgvuldig genoteerd; De bovenstaande gegevens worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende ambtenaren;
  • Het maximaal afpompingsniveau is 19 meter onder maaiveld (overeenkomstig 10 mTAW). De nodige technische maatregelen moeten genomen worden om te vermijden dat het waterpeil tijdens het pompen daalt onder het vermelde niveau. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het hoger ophangen van de pomp of het plaatsen van een afslagmechanisme.
  • De resultaten van de opgelegde metingen (peilmetingen en/of analyses) moeten samen met de debietmetingen voor 15 maart van het volgende kalenderjaar overgemaakt worden aan de entiteit van VMM bevoegd voor grondwateradvisering via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV).

Een beperking van de looptijd tot 10 jaar conform het algemene advies van VMM.

De aangevraagde constructie bevindt zich op voldoende afstand (minimaal 1 meter) van de zijdelingse perceelsgrens. Bovendien heeft de constructie een minimale oppervlakte  en impact op de ruimtelijke ordening van de omgeving en bijgevolg in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.