Schepen C. Jamar verlaat de vergadering voor het punt "Voorlopige vaststelling rooilijnplan Pastorijveldvoetweg en Kerkvoetweg" en vervoegt nadien terug de vergadering.
De gemeenteraad
De notulen en het zittingsverslag van de vergadering van de gemeenteraad van 26 februari 2024 dienen te worden goedgekeurd.
De ontwerpnotulen en zittingsverslag werden met de dagorde van de gemeenteraad meegestuurd.
Indien er geen opmerkingen gemaakt worden, kunnen de notulen en het zittingsverslag worden goedgekeurd.
De notulen en het zittingsverslag van de gemeenteraad van 26 februari 2024 goed te keuren.
De gemeenteraad
In het meerjarenplan 2020-2025 is in voor het jaar 2024 een lening voor een bedrag van € 2.400.000,00 voorzien. Deze lening is nodig om alle voorziene uitgaven te kunnen betalen.
Sinds 30 juni 2017 is het voor lokale besturen niet meer verplicht om de wetgeving overheidsopdrachten te volgen voor het aangaan van een lening. Dat neemt niet weg dat de gemeente bij het aangaan van een lening de beginselen van behoorlijk bestuur moet toepassen. Het voorgestelde contract zoals opgenomen in bijlage (2024 lening Geetbets) bevat de nodige voorwaarden die opgelegd worden aan de banken die bevraagd worden in de markconsultatie om een objectieve vergelijking tussen de offertes te kunnen maken. Het contract is gebaseerd op een typedocument opgemaakt door VLOFIN, VVSG en de bankensector.
De offertes worden beoordeeld op prijs.
De belangrijkste kenmerken van de lening zijn:
Artikel 1
De gemeenteraad keurt de voorwaarden in het document "2024 lening Geetbets" voor het aangaan van een lening van € 2.400.000,00 goed.
Artikel 2
De gemeenteraad keurt de hierboven opgenoemde procedure voor het aangaan van een lening van € 2.400.000,00 goed.
Artikel 3
Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd tot de verdere opvolging en gunning van bovengenoemd dossier.
De gemeenteraad
1. Het decreet lokaal bestuur, inzonderheid art. 40 en 41.
Op 9 juni 2016 besliste de deputatie om een projectaanvraag voor het project ‘Gete – productief landschap als ruimtelijke drager voor een sterke plattelandsregio’ in te dienen binnen de oproep voor strategische projecten georganiseerd door Ruimte Vlaanderen. Op 20 december 2016 gaf de minister goedkeuring om een subsidie toe te kennen aan dit strategisch project voor een bedrag van € 300.000,00, als bijdrage in de loon- en werkingskosten van de projectcoördinatie.
Op 9 juli 2020 besliste de deputatie om een nieuwe projectaanvraag voor het project ‘OnverGETElijk!’ in te dienen in het kader van dezelfde subsidieoproep. Op 19 december 2020 gaf de minister goedkeuring om een subsidie toe te kennen. De projectaanvraag werd telkens ingediend door het provinciebestuur van Vlaams-Brabant, samen met de andere projectpartners: gemeente Linter, stad Landen, gemeente Geetbets, stad Tienen, stad Zoutleeuw, gemeente Hoegaarden en Regionaal landschap Zuid-Hageland vzw.
Strategisch project OnverGETElijk! startte op 1 oktober 2021 en zal aflopen op 30 september 2024. Op 22 december 2023 lanceerde de Vlaamse regering de 15de oproep strategische projecten. Vanuit de coalitie in de Getestreek is de intentie om een nieuwe kandidatuur in te dienen. Deadline hiervoor is 1/04/2024. Hiervoor is een formele goedkeuring nodig van de deelnemende partners, vandaar deze nota. Als alles volgens plan verloopt, zou eind 2024 de selectie bekend gemaakt worden, en kan een nieuw strategisch project van start gaan op 1/03/2025.
Wat betreft de output van het project, wordt in bijlage een lijst van alle projecten toegevoegd. Alle projecten verbonden aan het strategisch project sinds de start ervan in 2017 hebben een cumulatieve waarde van meer dan 11 miljoen euro. De inleg van de gemeenten bedroeg iets meer dan 5 miljoen euro. Dat betekent dat voor elke euro die gemeenten investeren, er € 1,10 van elders (provinciaal of Vlaams niveau) wordt toegevoegd. Procentueel ziet het er als volgt uit: 47% door zes gemeenten samen, 7% door provincie Vlaams-Brabant, 1% door Regionaal landschap Zuid-Hageland, 46% van buiten eigen partners.
In de nota hieronder wordt samengevat wat er inhoudelijk wordt voorgesteld voor de komende looptijd, alsook welke de financiële gevolgen zijn voor de partners.
Inhoudelijke motivering
De ruimtelijke opgave voor een nieuw strategisch project in de Getestreek vertrekt vanuit het gebiedsprogramma. Onderstaande figuur geeft schematisch weer hoe de opeenvolgende projectaanvragen zich ten opzichte van elkaar verhouden.
Figuur 1: Inhoudelijke evolutie van strategisch project 1 naar 3
SP3 wenst dus de landschappelijke kwaliteit van de Getestreek in de verf te zetten, door in te zetten op ruimtelijk complexe, verweven projectgebieden, zonder daarbij de lopende projecten uit het oog te verliezen. We definiëren 3 soorten verweven projecten:
- Het Groene Spoor
- Weerbaar waterlandschap
- Dorpenbeleid
Daarnaast zetten we nog een stapje hoger in op verweving door Groene Spoor, Weerbaar Waterlandschap en Dorpenbeleid samen te nemen en expliciet te kiezen voor het verduurzamen van linten, al de eraan gekoppelde activiteiten hierin, en het achterliggende landschap.
Deze projecten worden verder verduidelijkt in de conceptnota die afzonderlijk wordt toegevoegd.
Financiële bijdrage partners
In de voorbije periodes werd er een financiële afsprakennota ondertekend door de partners. Naast de 100 000 euro subsidie per jaar vanuit Departement Omgeving, wordt er een bijdrage betaald door de partners in de Getestreek om 2 A-niveaus 100% met anciënniteit aan te stellen. Echter, gezien de constante bijdrage vanuit het Departement, de toegenomen anciënniteit van de medewerkers en de indexering de voorbije maanden, wordt de bijdrage voor de volgende jaren voor de partners hoger dan voorheen. Inclusief een werkingskost van 10 000 euro per jaar, is er jaarlijks een budget van 230 000 euro nodig om de werking te organiseren. Als de financiële overeenkomsten uit het verleden worden behouden betekent dit een jaarlijkse bijdrage per partner zoals in de onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 1 Jaarlijkse bijdrage per partner voor SP OnverGETElijk! in de periode 2025-2028
| Partner |
Jaarlijkse bijdrage |
% verdeling partners |
| Departement Omgeving |
100 000 euro |
|
| Provincie Vlaams-Brabant |
38 736 euro |
29,8 % |
| Regionaal landschap ZH |
26 757 euro |
20,6 % |
| Tienen |
16 504 euro |
12,7 % |
| Landen |
11 691 euro |
9 % |
| Zoutleeuw |
10 558 euro |
8,1 % |
| Linter |
8 776 euro |
6,8 % |
| Hoegaarden |
8 546 euro |
6,6 % |
| Geetbets |
8 430 euro |
6,5 % |
| Totaal |
230 000 euro |
|
| Waarvan partners Getestreek |
130 000 |
100 % |
Projectstructuur
We houden vast aan de bestaande projectstructuur, die als volgt geschematiseerd kan worden:
Figuur 2: Voorstel projectstructuur SP3
De verandering voltrekt zich op vlak van de werkgroepen: waar we tot nu toe ingezet hebben op een brede werkgroep over de gemeenten heen, zal er nu meer projectmatig gewerkt worden, met personen die rechtstreeks betrokken zijn bij een deelproject. Daarnaast stellen we voor om een medewerker van VMM bijkomend op te nemen in de stuurgroep, meer bepaald Koen Martens, gezien de betrokkenheid van het SP bij het project ‘Totaalplan Ruimte voor de Getes’ en de complementaire manier van werken op de plateaus/flanken.
We vragen steunbrieven aan het Bekkensecretariaat, Natuurpunt, Boerenbond, Leader+.
Daarnaast lijkt het aangewezen om in de volgende periode van het strategisch project ook meer in te zetten om participatie en doelgroepen om zo de gedragenheid van onder uit op te bouwen.
Overgangsperiode
Om de periode tussen het aflopen van het strategische project en de opstart van een nieuw project te overbruggen (oktober ’24 – februari ’25) werd er een financiële regeling uitgewerkt. Voor de overbrugging van 2 A-niveaus in deze periode is een som van 90 000 euro nodig. Deze wordt voor de helft door de provincie Vlaams-Brabant gedragen, en voor de andere helft door de partners. Dit betekent het volgende:
Tabel 2: Overbruggingsbijdrage per partner
| Partner |
bijdrage |
% verdeling partners |
| Provincie Vlaams-Brabant |
45 000 euro |
50 % |
| Tienen |
11 700 euro |
13% |
| Landen |
8 100 euro |
9% |
| Zoutleeuw |
7 200 euro |
8% |
| Linter |
6 300 euro |
7% |
| Hoegaarden |
5 850 euro |
6.5% |
| Geetbets |
5 850 euro |
6.5% |
| Totaal |
90 000 euro |
Daarnaast staat RLZH in voor de werkingskosten voor de projectmedewerker en voor communicatie- en sensibilisatiekosten. Er wordt daarvoor een bedrag van 5 000 euro voorzien voor deze periode.
Stappenplan
Volgende tijdslijn houden we voor ogen:
- 1ste week maart:
- Eind maart: finaliseren redactie aanvraagdossier
- 1/4: deadline indiening
- 29/4: aanvullende documenten nasturen (bv. GR-beslissing)
Artikel 1
Akkoord te gaan met de inhoudelijke voorstellen voor een nieuwe aanvraag.
Artikel 2
Een financieel engagement aan te gaan bij goedkeuring van het strategisch project voor de volgende drie jaren. Voor de gemeente Geetbets is dit € 8.430 per jaar (zie tabel 1), te voorzien voor 3 jaar. (2025 - 2026 - 2027)
Artikel 3
Akkoord te gaan met de financiële overbrugging voor 5 maanden. Voor de gemeente Geetbets is dit € 5.850 (zie tabel 2).
De gemeenteraad
De gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 dient aangepast te worden aan het auditoraatsverslag van 15 december 2023 in de procedure bij de Raad van State gekend onder rolnummer G/A 238.571 / X – 18352.
De bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan stellen dat de gemeente een ruimtelijk uitvoeringsplan zal opmaken voor de realisatie van een lokaal bedrijventerrein bij de kern van Rummen en de N716, volgens de elementen opgesomd in het richtinggevend gedeelte.
Intrekking gemeenteraadsbeslissing 28 november 2022
In het auditoraatsverslag van 15 december 2023 in de procedure bij de Raad van State gekend onder rolnummer G/A 238.571 / X – 18352 werd geadviseerd om het tweede onderdeel van het eerste middel gegrond te verklaren en de gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 te vernietigen en dit op grond van volgende motivering:
“De verwerende partij betwist het belang van de verzoekende partijen bij de kritiek dat de voorschriften rechtsonzeker zijn wat de fasering betreft, omdat hun beroep er niet toe strekt op te komen voor de rechtszekerheid van de bedrijven die zich ter plaatse zullen vestigen.
In beginsel hebben verzoekende partijen belang bij kritiek op stedenbouwkundige voorschriften in de mate dat ze eigenaar zijn van percelen waarop de betwiste voorschriften van toepassing zijn. Een vernietiging biedt de verzoekende partijen de kans op een voor hen meer gunstige plansituatie.
De vijfde verzoekende partij, die zich beroept op haar hoedanigheid van omwonende van het plangebied, heeft bijgevolg geen belang bij de kritiek die in het middelonderdeel wordt aangevoerd.
De verzoekende partijen verwijzen naar het bezwaar dat zij hebben ingediend met betrekking tot de voorziene fasering en de strijdigheid van het vastgestelde voorschrift op dit punt met het GRS, en zij voeren aan dat het advies van de I-Gecoro niet werd doorvertaald in het bestreden RUP.
Hun kritiek dat het advies van de I-Gecoro niet werd doorvertaald in het bestreden RUP is gebaseerd op de verkeerde versie van de voorschriften, zodat deze kritiek faalt.
Het bezwaar van de verzoekende partijen werd door de I-Gecoro als volgt beantwoord:
“Het structuurplan heeft richtinggevend een gefaseerde ontwikkeling voorzien, omschreven als een eerste fase van 3 ha, een tweede fase van 2 ha. Ook het ruimtelijk uitvoeringsplan voorziet een fasering, nl. eerst het zuidelijk deel en in een volgende fase het noordelijk deel. Het voorziet de nodige flexibiliteit, zodat — ook vanuit de flankerende maatregelen — bij de ontwikkeling kan worden ingespeeld op de eigendoms- en gebruikstoestand van te verwerven percelen.
Wat de fasering betreft, voorzien de richtinggevende bepalingen van het structuurplan dat de 2de fase pas kan worden aangesneden (ingericht/ingenomen) als 2/3de van de eerste fase is ingenomen (gerealiseerd). Het structuurplan voorziet echter niet dat die gronden nog niet kunnen worden uitgegeven.
Wanneer de richtinggevende bepalingen verordend worden, zou dit ertoe kunnen leiden dat een omgevingsvergunning van een partij (in de 2’’fase) afhankelijk is van de uitvoering van een vergunning van andere partijen (in lste fase). Dit is niet werkbaar en leidt tot rechtsonzekerheid.
De huidige formulering voorziet fasering en maakt het mogelijk in te spelen op de effectieve behoefte, zonder onmiddellijk de noordelijke kavels te ontwikkelen / uit te geven, en is in die zin in lijn met wat het structuurplan richtinggevend beoogde.
De verkoop van de kavels gebeur[t] conform het decreet lokale economie dat stelt dat bij verkoop voorwaarden rond activiteiten, rond realisatie— (of bouw-) verplichting worden opgenomen.
De i-GECORO adviseert het bezwaar niet te weerhouden.
Bespreking: aanpassing van het RUP
Er worden volgende aanpassingen geadviseerd:
Toelichtend bij artikel 2. (rond fasering en rond efficiënt ruimtegebruik) op te nemen dat bij verkoop aan bedrijven een bouw- en/of activeringsverplichting moet worden opgenomen teneinde tot effectieve invulling van aangesneden ruimte te komen, daarbij kan worden verwezen naar (de mogelijkheden van) het decreet ruimtelijke economie: in concrete bouw binnen de 2 jaar, volledig actief binnen 4 jaar na datum aankoopakte.
De 2de fase kan aangevat worden indien 2/3de van de loten van de 1ste fase verkocht is.”
Hoewel het bezwaar van de verzoekende partijen niet weerhouden wordt, stelt de I-Gecoro wel dat “[de] verkoop van de kavels gebeur[t] conform het decreet lokale economie dat stelt dat bij verkoop voorwaarden rond activiteiten, rond realisatie- (of bouw-) verplichting worden opgenomen” en adviseert zij om -weliswaar in de toelichting bij het voorschrift- op te nemen dat bij verkoop aan bedrijven een bouw- en/of activeringsverplichting moet worden opgenomen teneinde tot effectieve invulling van aangesneden ruimte te komen.
Dit wordt niet doorvertaald in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften van artikel 2, die luiden als volgt:
“Fasering
De aanleg van het bedrijventerrein gebeurt in fasen. De eerste fase behelst het zuidelijke deel, aansluitend aan het gemengd buffergebied. De tweede fase het noordelijk deel, ten noorden van de nieuwe ontsluitingsweg (hoofdontsluiting).
De tweede fase kan pas worden ingenomen (ingericht) als 2/3de van de eerste fase is uitgegeven (verkocht).
[..]“ (grijze aanduiding aangebracht door verslaggeefster om de toevoeging t.a.v. het voorlopig vastgestelde voorschrift te benadrukken)
Enkel in de niet verordenende toelichting wordt hierop als volgt ingegaan:
“Door een fasering in te voeren, wordt ingespeeld op de effectieve behoefte, zoals ook richtinggevend voorzien in het gemeentelijk structuurplan.
Door eerst het zuidelijk deel aan te snijden, pas in latere fase het noordelijk deel, gekoppeld aan een percentage, kan flexibel worden ingespeeld op de eigendoms- en gebruikstoestand van deze percelen.
Als flankerende maatregel richting het huidige landbouwgebruik is het aangewezen de noordelijke fase pas later effectief te laten innemen door bedrijfskavels.
Om meer te garanderen dat er ook effectief tot benutting van een kavel wordt overgegaan en dat deze niet braak blijven liggen, na aankoop, kan in de akten bij verkoop een bouw- en/of exploitatie/activeringsverplichting worden opgenomen. Hierbij wordt verwezen naar de mogelijkheden die het decreet Ruimtelijke Economie voorziet: in concreto bijvoorbeeld bouw binnen de 2 jaar, volledig actief binnen 4 jaar na datum aankoopakte.
[...]” (grijze aanduiding aangebracht door verslaggeefster om de toevoeging t.a.v. de voorlopig vastgestelde toelichting bij het voorschrift te benadrukken)
Hieruit blijkt dat er, op niet verordenende wijze, louter wordt gewezen op de mogelijkheden (“kan”) van het decreet ruimtelijke economie.
Zoals de verzoekende partijen terecht opmerken, is het verordenend voorschrift niet in overeenstemming met de richtinggevende bepaling van het GRS (p.1O6) die luidt:
“Verder stelt de gemeente als bijkomende randvoorwaarde dat de KMO-zone in twee fasen dient aangesneden te worden. De eerste fase bedraagt 3ha en de tweede fase van 2ha kan pas aangesneden worden nadat 2/3 van de eerste fase ingenomen is. De ontsluitingsweg zelf wordt wel in één fase gerealiseerd.”
Het louter verkopen van loten uit de eerste fase leidt er niet toe dat deze loten ook effectief door bedrijven zullen worden ingenomen indien er niet voorzien wordt in een realisatie- (of bouw-) verplichting, waarvan de 1-Gecoro de noodzaak uitdrukkelijk erkent.
Het GRS lijkt middels het opleggen van een fasering overigens aan te sluiten bij de principes van het RSV. In het richtinggevend gedeelte van het RSV worden onder punt 3.2.5. ‘Optimale lokalisatie en kwaliteitsvolle inrichting van lokale, gemengd regionale en specifiek regionale bedrijventerreinen’ de algemene principes uiteengezet om de verschillende categorieën van bedrijventerreinen ook effectief te bestemmen en in te richten voor datgene waarvoor zij zijn geconcipieerd. Daarin leest men onder meer:
“ een strikte fasering in het aansnijden van reserveterreinen. De afgebakende terreinen moeten voor 50% effectief bezet zijn vooraleer reservebedrijventerreinen kunnen worden uitgerust en bouwrijp worden gemaakt. Effectief bezet betekent dat de activiteit ook effectief op de locatie wordt uitgevoerd. Deze strenge voorwaarde is noodzakelijk om speculatie tegen te gaan, een duurzaam en zuinig grondgebruik te realiseren en de lage bezettingsgraad voor het aansnijden van reserve-bedrijventerreinen te verantwoorden. Om ervoor te zorgen dat het aansnijden van reservebedrijventerreinen slechts noodzakelijk is op halflange en lange termijn, moet in de economische knooppunten een effectief aanbod aan bedrijventerreinen worden gerealiseerd dat op korte termijn ter beschikking van bedrijven kan worden gesteld;” (p. 332)
Het bestreden RUP wijkt bijgevolg af van de richtinggevende bepalingen van het GRS, die een gefaseerde ontwikkeling van het bedrijventerrein opleggen. Het louter verkopen van loten heeft niet tot gevolg dat de betreffende loten door bedrijven worden ingenomen.
Het tweede middelonderdeel is in de aangegeven mate gegrond.”
Overeenkomstig art. 2.2.21, § 8 VCRO is er rechtsherstel mogelijk wanneer een besluit tot definitieve vaststelling van een RUP behept is met een onregelmatigheid:
"De gemeenteraad kan, met het oog op het herstel van een onregelmatigheid, het besluit houdende definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geheel of gedeeltelijk intrekken en hernemen, waarbij het wettigheidsgebrek wordt rechtgezet.
De bepalingen van paragraaf 6 zijn onverminderd van toepassing, met uitzondering van de
vervaltermijn van honderdtachtig dagen."
In casu werd door de auditeur bij de Raad van State vastgesteld dat er een onregelmatigheid werd begaan in de gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022, meer bepaald doordat het RUP dat daarbij definitief werd vastgesteld afwijkt van de richtinggevende bepalingen van het GRS, die een gefaseerde ontwikkeling van het bedrijventerrein opleggen. Volgens de auditeur heeft het louter verkopen van loten niet tot gevolg dat de betreffende loten door bedrijven worden ingenomen.
Gelet op deze vastgestelde onregelmatigheid, waarbij de gemeenteraad zich aansluit, is het aangewezen om de gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 in te trekken en de procedure tot definitieve vaststelling van het RUP te hernemen op grond van art. 2.2.21, § 8 VCRO.
De vastgestelde onregelmatigheid werd in casu begaan na de gemeenteraadsbeslissing van 28 februari 2022 waarbij het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘bedrijventerrein Rummen’ voorlopig werd vastgesteld en na het openbaar onderzoek.
In een van de bezwaren ingediend tijdens het openbaar onderzoek werd het volgende gesteld:
“Het GRS bepaalt in de richtinggevende bepalingen op pag. 106 dat de KMO-zone in 2 fasen dient te worden aangesneden waarbij de 1e fase 3ha bedraagt en de 2e fase pas kan aangesneden worden nadat 2/3 van de eerste fase ingenomen is. De enige uitzondering die het GRS hierop voorziet betreft de ontsluitingsweg zelf die ook wel in één fase wordt gerealiseerd.
Zoals hoger aangegeven moet het RUP conform art. 2.2.5 § 1, 6° VCRO een uitvoering zijn van het structuurplan. Er dient evenwel te worden vastgesteld dat de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP strijden met hogere bepalingen van het structuurplan.
In art. 2.2 van de stedenbouwkundige voorschriften is i.c. immers niet voorzien dat de 1e fase slechts 3ha bedraagt. Er staat enkel dat de aanleg van het bedrijventerrein in fasen gebeurt waarbij de 1e fase het zuidelijk deel behelst en het 2e deel het noordelijk deel. Dit is niet conform het GRS.
Tevens bepaalt art. 2.2 van de stedenbouwkundige voorschriften dat de 2e fase kan worden ingenomen (ingericht) als 2/3 van de 1e fase is uitgegeven. Ook dit is niet conform het GRS. Het GRS spreekt nergens van “uitgegeven”, laat staan dat het dit reeds voldoende zou achten om de 2e fase aan te snijden. Het GRS legt als voorwaarde op dat 2/3 van de 1e fase ingenomen moet zijn, d.i. gerealiseerd moet zijn.”
In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP werd artikel 2 in de versie zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 ingevolge dit bezwaar en het advies van de I-Gecoro als volgt geformuleerd:
“Fasering
De aanleg van het bedrijventerrein gebeurt in fasen. De eerste fase behelst het zuidelijk deel, aansluitend aan het gemengd buffergebied. De tweede fase het noordelijk deel, ten noorden van de nieuwe ontsluitingsweg (hoofdontsluiting).
De tweede fase kan pas worden ingenomen (ingericht) als 2/3de van de eerste fase is uitgegeven (verkocht).”
Deze formulering werd in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 als strijdig geacht met volgende richtinggevende bepaling van het GRS:
“Verder stelt de gemeente als bijkomende randvoorwaarde dat de KMO-zone in twee fasen dient aangesneden te worden. De eerste fase bedraagt 3ha en de tweede fase van 2ha kan pas aangesneden worden nadat 2/3 van de eerste fase ingenomen is. De ontsluitingsweg wordt wel in één fase gerealiseerd.”
Uit het auditoraatsverslag blijkt dat het voormelde bezwaar m.b.t. de formulering van art. 2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP gegrond was en dat de bepaling die stelt dat de tweede fase pas kan ingenomen worden als 2/3de van de eerste fase is ‘uitgegeven’ of ‘verkocht’ is strijdig is met de richtinggevende bepalingen van het GRS.
Het voormelde bezwaar had bijgevolg op dat punt gegrond verklaard moeten worden na het openbaar onderzoek, waarna art. 2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP in overeenstemming gebracht had moeten worden met de richtinggevende bepalingen van het GRS.
De gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 dient bijgevolg ingetrokken te worden, waarna de procedure dient hernomen te worden en het RUP opnieuw definitief dient vastgesteld te worden.
Dit vormt de tweede herneming van de procedure, nadat deze eerder werd hernomen na arrest nr. 246.125 d.d. 19 november 2019 van de Raad van State. Deze herneming wordt hieronder besproken alvorens verder in te gaan op de nieuwe definitieve vaststelling van het RUP ingevolge de in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 vastgestelde onregelmatigheid.
Eerdere herneming na arrest nr. 246.125 d.d. 19 november 2019 van de Raad van State
De gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2016 tot definitieve vaststelling van het RUP ‘bedrijventerrein Rummen’ werd vernietigd door de Raad van State bij arrest nr. 246.125 d.d. 19 november 2019. Deze vernietiging werd in dat arrest als volgt gemotiveerd:
“17.1. Uit de gegevens van de zaak (randnr. 5.3) blijkt dat de screeningsnota en de beslissing van de dienst Mer dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is, betrekking hebben op een voorontwerp van RUP waarin onder meer het woonperceel van vierde verzoekster niet in het plangebied opgenomen was. De screeningsnota steunt op de vaststelling dat het verordenend grafisch plan van het voorontwerp van RUP aan de aan woonpercelen palende randen van het bedrijfsterrein een groenbuffer voorziet (randnr. 5.4). Meer bepaald gaat de screeningsnota er van uit dat er niets wijzigt aan de bestemming van het woonperceel van vierde verzoekster en dat dit perceel van het aanpalende braakliggende perceel – bij de herbestemming ervan tot bedrijventerrein – afgeschermd zal worden door een in het RUP voorziene groenbuffer.
Met verzoekers moet worden vastgesteld dat het verordenend grafisch plan van het definitief vastgestelde gemeentelijk RUP langs de grens tussen het woonperceel van vierde verzoekster en het aanpalende braakliggende perceel geen groenbuffer meer voorziet (randnr. 11.2). Wanneer er op het laatstgenoemde perceel een bedrijfsgebouw wordt ingeplant – zoals op een in de toelichtingsnota opgenomen afbeelding is weergegeven (randnr. 11.4) – zal het woonperceel van de vierde verzoekster daar niet van worden afgeschermd door een in het RUP voorziene groenbuffer.
17.2. Uit het wegvallen van de groenbuffer ter plaatse volgt dat met name vierde verzoekster hoe dan ook belang heeft bij het middel, zodat de door de eerste verwerende partij aangevoerde exceptie van onontvankelijkheid moet worden verworpen.
18. Uit het voorgaande volgt verder dat het voorontwerp van RUP waarop de screeningsnota en de ontheffingsbeslissing van de dienst Mer betrekking hebben, verschilt van het bestreden gemeentelijk RUP op een voor de milieueffectbeoordeling relevant punt. Het resultaat daarvan is dat de dienst Mer niet in de gelegenheid is gesteld om een voor het bestreden gemeentelijk RUP dienstige beoordeling te maken.
19. Aangezien de dienst Mer zich enkel op basis van de screeningsnota heeft uitgesproken, die steunt op het voorontwerp van RUP, wordt vastgesteld dat er voor het uitgebreide plangebied van het definitief vastgestelde gemeentelijk RUP geen dienstige ontheffingsbeslissing van de dienst Mer voorligt.
20. Aan de hiervoor gedane vaststellingen wordt geen afbreuk gedaan door de door de verwerende partijen aangehaalde elementen dat – in verhouding tot het totale plangebied – het woonperceel van vierde verzoekster relatief klein is, dat voor vierde verzoekster dezelfde basisrechten inzake zonevreemde woningen zullen blijven gelden en dat in de zuidwestelijke hoek van de betrokken agrarische zone er geen substantiële wijziging zou zijn van de toepasselijke bestemmingsvoorschriften.
21. Daarmee komt vast te staan dat het eerste bestreden besluit onwettig is, doch niet – anders dan verzoekers blijkbaar aannemen – dat dit ook zou gelden voor het tweede bestreden besluit. 22. Het middel is in de aangegeven mate gegrond.”
De reden tot vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 25 augustus 2016 was bijgevolg gelegen in het feit dat:
Overeenkomstig art. 2.2.21, § 8 VCRO is er rechtsherstel mogelijk wanneer een besluit tot definitieve vaststelling van een RUP onregelmatig wordt bevonden:
"De gemeenteraad kan, met het oog op het herstel van een onregelmatigheid, het besluit houdende definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geheel of gedeeltelijk intrekken en hernemen, waarbij het wettigheidsgebrek wordt rechtgezet.
De bepalingen van paragraaf 6 zijn onverminderd van toepassing, met uitzondering van de
vervaltermijn van honderdtachtig dagen."
De in arrest nr. 246.125 vastgestelde onregelmatigheid werd begaan op het ogenblik dat het grafisch plan van het RUP ‘bedrijventerrein Rummen’ werd aangepast t.o.v. het voorontwerp, waarbij het perceel 160 H2 werd opgenomen in het plangebied met als bestemming ‘zone voor bedrijvigheid’ en zodoende geen buffer meer werd voorzien tussen perceel 160 H2 en perceel 160W.
Deze aanpassing vond plaats na de plenaire vergadering, doch voor de voorlopige vaststelling van het RUP, zodat de procedure diende hernomen te worden vanaf de voorlopige vaststelling.
Teneinde een groenbuffer te kunnen voorzien tussen het woongebouw gelegen op perceel 160 H2, dat volgens het gewestplan is gelegen in agrarisch gebied, en de zone voor bedrijvigheid en teneinde te kunnen voldoen aan de opmerkingen van de Raad van State m.b.t. de plan-MER screeningsnota en de beslissing van de dienst-Mer, is het aangewezen dat zowel het perceel 160 H2 als het perceel 160W uit het plangebied gesloten worden zodat deze hun agrarische bestemming volgens het gewestplan behouden.
Op die wijze dient er immers geen buffer aangelegd te worden op perceel 160W, zodat er geen onbebouwbaar restperceel ontstaat, kan er een buffer voorzien worden langs de volledige grens tussen de percelen 160 H2 en 160W enerzijds (die in agrarisch gebied zijn gelegen) en de zone voor bedrijvigheid zoals voorzien in het RUP anderzijds en wordt er voorkomen dat er een bedrijfsgebouw kan ingeplant worden dat niet d.m.v. een buffer afgeschermd is van het woongebouw op perceel 160 H2.
Door de aanpassing van het grafisch plan is de plan-MER screening en de ontheffingsbeslissing van de dienst-Mer d.d. 29 januari 2015 opnieuw dienstig aangezien:
Het aangepaste ontwerp-RUP komt overeen met de krachtlijnen van het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. De ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied overstijgen de ruimtelijke draagkracht niet en dragen bij tot een kwalitatieve inrichting van het plangebied.
In februari 2021 werd er een Ruimtebehoeftestudie Geetbets opgemaakt door Interleuven m.b.t. de ontwikkeling van een bedrijventerrein in Geetbets. Uit deze studie bleek o.a. dat er nood is aan een mix van zowel kleine als grote bedrijfsruimten. De grotere ruimtevragers vragen een mix van middelgrote kavels (tot 3.000 à 5.000 m²) en grote kavels (groter dan 1ha). Daarnaast is er ook vraag naar kleine kavels (minder dan 1.000 m²) en KMO-units (100 m² tot 250 m²).
Tevens bleek uit deze studie dat de bruto-behoefte aan bedrijventerrein in Geetbets ca. 5,9 ha bedraagt. Het aangepast ontwerp-RUP bestemt 5,9 ha als kmo-zone (incl. buffer en wegenis), zodat de geplande herbestemming tegemoet komt aan de behoeftebepaling.
Er werd een nieuwe landbouwimpactstudie opgemaakt (september 2020), en ook het andere kaartmateriaal werd getoetst met de huidige versies en waar nodig aangepast aan de situatie van vandaag.
Aangezien het verzoek tot raadpleging in de maand december 2014 werd bezorgd aan de adviesinstanties en de plenaire vergadering werd gehouden op 29 september 2015, verloopt de procedure overeenkomstig art. 25 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 volgens de voorschriften van de VCRO en het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals van kracht tot en met 30 april 2017.
Overwegende dat de voorlopige vaststelling van het initiële RUP werd ingetrokken bij besluit d.d. 28 februari 2022 en dat het RUP opnieuw voorlopig werd vastgesteld.
Het aangepaste ontwerp-RUP bevat tevens een onteigeningsplan. Overeenkomstig art. 124 van het Decreet van 24 februari 2017 betreffende onteigening voor het algemeen nut is Titel 3 van dat decreet niet van toepassing op lopende administratieve procedures, die onderworpen blijven aan de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dat decreet. Aangezien het onteigeningsplan gelijktijdig werd opgemaakt met het RUP en overeenkomstig art. 2.4.4 VCRO tegelijk met het RUP werd onderworpen aan de procedureregels van toepassing voor het RUP, was de administratieve procedure tot goedkeuring van het onteigeningsplan reeds lopende bij de inwerkingtreding van het Onteigeningsdecreet en blijft deze onderworpen aan de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dat decreet.
Het ontwerp-RUP werd van 4 april 2022 t.e.m. 4 juni 2022 onderworpen aan een openbaar onderzoek en adviesvraag. De bezwaren en adviezen werden na het openbaar onderzoek gebundeld en behandeld door de I-Gecoro op 10 augustus 2022.
Naar aanleiding van het advies van de I-Gecoro werden reeds voorafgaand aan de in te trekken gemeenteraadsbeslissing van 28 november 2022 een aantal aanpassingen aan het RUP doorgevoerd m.b.t. een efficiënt ruimtegebruik. Het betreft meer bepaald een toevoeging op p. 47 in de toelichtingsnota en een toevoeging aan de voorschriften p. 17.
Ten gevolge van deze wijzigingen zijn de toelichtingsnota en de stedenbouwkundige voorschriften aangepast. Alle deze aanpassingen vloeien voort uit adviezen en/of bezwaren die tijdens het openbaar onderzoek of in het advies van de I-Gecoro werden geuit en worden behouden, met uitzondering van de aanpassing van artikel 2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP, dat in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 strijdig werd bevonden met de richtinggevende bepalingen van het GRS.
Aanpassingen n.a.v. de herneming van de procedure na de in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 vastgestelde onregelmatigheid
Teneinde de in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 vastgestelde strijdigheid van art. 2.2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP met het GRS te remediëren en tegemoet te komen aan daarover ingediende bezwaren werd de formulering van art. 2 van de stedenbouwkundige voorschriften in overeenstemming gebracht met de richtinggevende bepalingen van het GRS.
Het gewijzigde art. 2.2, eerste en tweede lid luidt als volgt:
“Fasering
De aanleg van het bedrijventerrein gebeurt in fasen. De eerste fase sluit aan bij het gemengd buffergebied en heeft een oppervlakte van 3 ha. De tweede fase situeert zich ten noorden van de nieuwe ontsluitingsweg (hoofdontsluiting).
De tweede fase kan pas worden aangesneden als 2/3de van de eerste fase is ingenomen.”
Dit voorschrift stelt nu uitdrukkelijk dat de tweede fase pas kan worden aangesneden als 2/3e van de eerste fase is ‘ingenomen’. De term ‘ingenomen’ is identiek aan de term die gebruikt wordt in de richtinggevende bepalingen van het GRS, waarin gesteld wordt:
“Verder stelt de gemeente als bijkomende randvoorwaarde dat de KMO-zone in twee fasen dient aangesneden te worden. De eerste fase bedraagt 3ha en de tweede fase van 2ha kan pas aangesneden worden nadat 2/3 van de eerste fase ingenomen is. De ontsluitingsweg wordt wel in één fase gerealiseerd.”
Bijgevolg is er door de gewijzigde formulering van art. 2.2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP geen sprake meer van enige strijdigheid met het GRS. De toelichtingsnota en de toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften werd eveneens aangepast aan deze wijziging.
Voor het overige werden geen verdere wijzigingen aangebracht aan het RUP, buiten volgende actualisaties die geen inhoudelijke gevolgen hebben:
Stukken:
Artikel 1.
Het gemeenteraadsbesluit van 28 november 2022 waarbij het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘bedrijventerrein Rummen’ definitief werd vastgesteld, wordt ingetrokken.
Artikel 2.
De gemeenteraad heeft kennis genomen van de bezwaarschriften en adviezen en sluit zich volledig aan bij het advies van de I-Gecoro van 10 augustus 2022, met uitzondering van het advies om enkel een wijziging aan te brengen in de toelichting van art. 2 van de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP aangezien er in dat artikel een wijziging werd aangebracht in de verordenende voorschriften n.a.v. de ingediende bezwaren en de in het auditoraatsverslag van 15 december 2023 vastgestelde onwettigheid.
Artikel 3.
Het ruimtelijk uitvoeringplan ‘bedrijventerrein Rummen’ te Geetbets, opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen, omvattende:
wordt definitief vastgesteld.
Artikel 4.
Het onteigeningsplan bij het RUP ‘bedrijventerrein Rummen’ wordt definitief vastgesteld.
Artikel 5.
Dit besluit samen met het Ruimtelijk Uitvoeringsplan en het volledige advies van I-Gecoro per beveiligde zending over te maken aan de Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant en aan de Vlaamse Regering.
Als de Vlaamse Regering of de deputatie het plan niet schorsen binnen de wettelijke termijn, wordt dit besluit bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 6.
Het College van Burgemeester en Schepenen te belasten met de uitvoering van onderhavige beslissing.
De gemeenteraad
De gemeentelijke verordening van Geetbets van 25 april 2022 aangaande de verplichtstelling van een conformiteitsattest, zoals aangepast bij gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2022, voorziet niet in een tijdelijke vrijstelling voor nieuwe woningen en voorziet ook niet in een minimale en maximale GAS-boete.
De gemeentelijke verordening van Geetbets van 25 april 2022 aangaande de verplichtstelling van een conformiteitsattest, zoals aangepast bij gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2022, voorziet niet in een tijdelijke vrijstelling voor nieuwe woningen.
Een conformiteitsattest is een instrument bij de kwaliteitsbewaking van te huur of ter beschikking gestelde woningen. Gezien het optrekken van een nieuwe woning onderworpen is aan een omgevingsvergunning mag er redelijkerwijze van uitgegaan worden dat zulke woningen beantwoorden aan de door de Vlaamse Codex Wonen gestelde kwaliteitseisen.
Ook in het kader van de werking van het intergemeentelijk samenwerkingsverband “Best Wonen tussen Zoet en Zout” wordt het wenselijk geacht dat de gemeentelijke verordeningen aangaande de verplichtstelling van het conformiteitsattest eenzelfde, tijdelijke vrijstelling voorzien voor nieuwe woningen.
Om de handhaving van de verplichtstelling van het conformiteitsattest meer slagkracht te geven is het wenselijk om te voorzien in een minimale GAS-boete.
Gelet op deze wijzigingen is het aangewezen dat de gemeentelijke verordening van Geetbets van 25 april 2022 aangaande de verplichtstelling van een conformiteitsattest, zoals aangepast bij gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2022, wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze nieuwe verordening.
Artikel 1.
Voor een woning die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt als hoofdverblijfplaats moet de verhuurder een conformiteitsattest kunnen voorleggen. Deze verplichting geldt voor alle nieuwe verhuringen, tehuurstellingen en terbeschikkingstellingen op het grondgebied van de gemeente Geetbets.
Nieuwe woningen worden na de eerste ingebruikname 10 jaar vrijgesteld van deze verordening. Voor de toepassing van deze verordening wordt de datum van eerste ingebruikname geacht de vroegste datum te zijn waarop een persoon op het adres van de betreffende woning ingeschreven staat in het bevolkingsregister. In deze verordening wordt onder een nieuwe woning verstaan: (i) de woning die vergund is opgetrokken op een voorheen onbebouwd perceel, of (ii) de woning die vergund werd opgetrokken op een perceel nadat de op dat perceel vooraf bestaande woning vergund werd gesloopt. De bewijslast dat het om een nieuwe woning gaat ligt bij diegene die de woning verhuurt dan wel te huur of ter beschikking stelt.
Artikel 2.
Zolang niet aan de verplichting van artikel 1 is voldaan, geldt een jaarlijks terugkerende verplichting om het conformiteitsattest aan te vragen. De aanvraag wordt ten laatste ingediend op de verjaardag van de dag waarop de verhuurder of diegene die de woning te huur of ter beschikking stelt bij aangetekend schrijven in kennis is gesteld dat hij niet over het verplichte conformiteitsattest beschikt. Als ontvangstdatum van het aangetekend schrijven geldt de eerste werkdag na de verzending.
Artikel 3.
Indien de woning door meerdere personen verhuurd, dan wel te huur of ter beschikking gesteld wordt, dan is ieder van hen gehouden tot naleving van de uit deze verordening voortkomende verplichtingen. Bij niet naleving van deze verordening wordt er aan de verhuurder of diegene die de woning te huur of ter beschikking stelt een GAS-boete van minimaal 100 euro en maximaal 300 euro opgelegd. Indien de woning door meerdere personen verhuurd, dan wel te huur of ter beschikking gesteld wordt, dan is ieder van hen hoofdelijk en ondeelbaar gehouden tot de volledige betaling hiervan.
Artikel 4.
Het afleveren van het conformiteitsattest is gratis.
Artikel 5.
Deze verordening treedt in werking op de vijfde dag na haar bekendmaking.
Op datum van de inwerkingtreding van deze verordening wordt de gemeentelijke verordening van Geetbets van 25 april 2022 aangaande de verplichtstelling van een conformiteitsattest, zoals aangepast bij gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2022 opgeheven met dien verstande dat de aanvragen voor een conformiteitsattest die reeds werden ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening geacht worden tijdig te zijn ingediend.
Artikel 6.
Deze beslissing zal worden bekend gemaakt krachtens de bepalingen van het decreet lokaal bestuur.
De gemeenteraad
In 2014 werd besloten om een werking op te starten met doelgroepwerknemers die milieu en natuurtaken uitvoeren voor de gemeente.
De gemeente kreeg hiervoor ook jaarlijks subsidies via Vlaanderen (€ 10.500,00 voor 1.200 uren). De initiële periode van subsidies liep van 2014 tot 2019. Nadien werd dit verlengd voor de werkingsjaren 2020 en 2021. Voor het inschakelen van de doelgroepwerknemers vanaf werkingsjaar 2022 kan de gemeente dus geen apart subsidies meer aanvragen. Omdat Vlaanderen het subsidielandschap wil vereenvoudigen werd de subsidie opgenomen in het Open Ruimtefonds. Vlaanderen gaat er van uit dat deze middelen verder gebruikt zullen worden voor onder andere milieu en natuurtaken. De gemeente is echter vrij om het Open Ruimtefonds voor andere zaken aan te wenden.
Indien er geen verderzetting van de inzet van de doelgroepwerknemers wordt voorzien dan moeten deze uren op een andere manier ingevuld worden. Het verlies aan flexibiliteit om in drukke periodes snel heel wat extra handen te hebben moet hierbij in rekening gebracht worden.
Over het algemeen zijn er geen klachten over de huidige werking met doelgroepwerknemers.
Het huidige pakket van 1.200 uren, vrij in te zetten over het gehele jaar, zorgt voor flexibiliteit waardoor in drukke periodes snel helpende handen ingeschakeld kunnen worden. Zo is er in de periode rond Allerheiligen bijvoorbeeld veel extra werk rond de kerkhoven, het pesticidenvrij beheer zorgt ervoor dat er veel handenarbeid nodig is. Door doelgroepwerknemers in te schakelen blijft de werkdruk voor de eigen arbeiders beheersbaar en kunnen in drukke periodes bijvoorbeeld snel 4 paar helpende handen ingeschakeld worden.
De uurprijs van De Winning betreft € 23,00 per uur, excl. BTW
De Winning werd de afgelopen jaren ingeschakeld in Geetbets. Ze kennen de gemeente reeds en ook de administratieve contacten verlopen vlot.
De 1.200 uren van de afgelopen jaren blijken op dit moment voldoende als flexibel in te zetten werktijd.
In het verleden werd gewerkt met 3 aparte contracten van 400 uren. Wenselijk is alles te vervatten in één contract om een duidelijker overzicht te kunnen bewaren.
In totaliteit bedraagt de kostprijs voor 1.200 uren € 27.600,00 excl. BTW of € 33.396,00 incl. 21% BTW.
Artikel 1
De samenwerking met de doelgroepwerknemers verder te zetten voor in totaal 1.200 uren per jaar voor een bedrag van € 27.600,00 excl. BTW of € 33.396,00 incl. 21% BTW.
Artikel 2
De nodige budgetten hiervoor te voorzien in 2024.
Artikel 3
In 2024 samen te werken met de sociale onderneming "De Winning".
De gemeenteraad
Onlangs werd de bestelwagen die binnen de technische uitvoeringsdienst van Geetbets werd ingezet in de uitleendienst buiten dienst gesteld. Om deze reden is er nood aan een nieuwe (tweedehands) gesloten bestelwagen voor uitvoeren van deze werken.
In het kader van de opdracht “Aankoop (tweedehands) gesloten bestelwagen” werd een bestek met nr. 2024-069 opgesteld door de ontwerper.
De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op € 35.123,97 excl. btw of € 42.500,00 incl. 21% btw.
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het budget van 2024, op budgetcode 0200-00/2430100/BESTUUR/CBS/0/IP-GEEN (actie 04-005-019) en de financiering gebeurt met eigen middelen.
Artikel 1.
Het bestek met nr. 2024-069 en de raming voor de opdracht “Aankoop (tweedehands) gesloten bestelwagen”, opgesteld door de ontwerper worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 35.123,97 excl. btw of € 42.500,00 incl. 21% btw.
Artikel 2.
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
Artikel 3.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het budget van 2024, op budgetcode 0200-00/2430100/BESTUUR/CBS/0/IP-GEEN (actie 04-005-019) van de buitengewone dienst.
De gemeenteraad
Het decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 (Decreet Gemeentewegen), inzonderheid, art. 11, §1, art. 10, art. 17 §1.
Gemeente Geetbets engageert zich om systematisch de trage verbindingen op haar grondgebied op te waarderen. Alvorens in de praktijk aan de slag te kunnen gaan, zal een landmeter de effectieve ligging van de gemeenteweg, alsook de ligging volgens de Atlas der Buurtwegen in kaart brengen. Deze zogenaamde verplaatsing van de gemeenteweg impliceert een wijziging van de rooilijnplannen. Dit heeft ook een administratieve impact op de getroffen percelen.
Het betreft hier de gemeenteweg bestaande uit de Pastorijveldvoetweg, de Knappaertvoetweg en de Kerkvoetweg. In de volksmond staat deze bekend als "Het kerkbaantje".
Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om dit ontwerp van het rooilijnplan voorlopig vast te stellen, overeenkomstig de doelstellingen en principes opgesomd in het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen.
Artikel 3 van het Decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen bevat de doelstellingen van het beleid dat de decreetgever en de gemeentes nastreven:
“Dit decreet heeft tot doel om de structuur, de samenhang en de toegankelijkheid van de gemeentewegen te vrijwaren en te verbeteren, in het bijzonder om aan de huidige en toekomstige behoeften aan zachte mobiliteit te voldoen. Om de doelstelling, vermeld in het eerste lid, te realiseren voeren de gemeenten een geïntegreerd beleid, dat onder meer gericht is op:
1° de uitbouw van een veilig wegennet op lokaal niveau;
2° de herwaardering en bescherming van een fijnmazig netwerk van trage wegen, zowel op recreatief als op functioneel vlak.”
Om deze doelstellingen te realiseren, wordt bij beslissingen omtrent (o.m.) de aanleg van gemeentewegen rekening gehouden met een aantal algemene principes, zoals vooropgesteld door artikel 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen:
“Bij beslissingen over wijzigingen van het gemeentelijk wegennet wordt minimaal rekening gehouden met de volgende principes:
1° wijzigingen van het gemeentelijk wegennet staan steeds ten dienste van het algemeen belang;
2° een wijziging, verplaatsing of afschaffing van een gemeenteweg is een uitzonderingsmaatregel die afdoende wordt gemotiveerd;
3° de verkeersveiligheid en de ontsluiting van aangrenzende percelen worden steeds in acht genomen;
4° wijzigingen aan het wegennet worden zo nodig beoordeeld in een gemeentegrensoverschrijdend perspectief;
5° bij de afweging voor wijzigingen aan het wegennet wordt rekening gehouden met de actuele functie van de gemeenteweg, zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen.”
Navolgend wordt voorliggend rooilijnplan met het oog op de voorlopige vaststelling ervan getoetst aan deze principes.
De vaststelling van het publiek gebruik door de gemeenteraad doet van rechtswege een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang ontstaan. De gemeenrechtelijke definitie stelt dat openbare erfdienstbaarheden onroerende eigendomsbeperkingen zijn die door of krachtens de wet in het algemeen belang worden opgelegd. Het cruciale verschil tussen privaatrechtelijke en publiekrechtelijke erfdienstbaarheden bestaat erin dat de laatste het algemeen belang nastreven. Dit onderscheid verantwoordt ook het verschil in regelgeving rond beide soorten erfdienstbaarheden. Algemeen is de regeling uit het Burgerlijk Wetboek inzake erfdienstbaarheden dan ook niet van toepassing op publiekrechtelijke erfdienstbaarheden. Een volgende stap bestaat in het vaststellen van een gemeentelijk rooilijnplan, hetgeen ervoor zal zorgen dat duidelijk afgebakende grenzen tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen worden vastgesteld. Het algemeen belang bestaat in de eerste plaats aldus uit het blijvend voorzien en vrijwaren van een openbare weg. Een en ander kadert binnen het behoud en de herwaardering van bestaande verbindingswegen. Daarnaast dient voorliggend rooilijnplan het algemeen belang door te voorzien in de vrijwaring en verbetering van de veiligheid op openbare wegen en plaatsen, in het bijzonder de veiligheid van de (zwakke) weggebruikers. Voorliggend rooilijnplan strekt er aldus toe om een belangrijke lokale verbindingsweg te bestendigen en dient aldus het belang van de inwoners van Geetbets en gebruikers van deze weg, en dus het algemeen belang.
Zoals reeds vermeld onder het ‘algemeen belang’, wordt in casu tevens de verkeersveiligheid beoogd. Gezien het veelvuldig gebruik door de inwoners van Geetbets en in het bijzonder de zwakke weggebruikers, was het noodzakelijk om deze verbinding, zoals eerder beschreven, officieel als gemeenteweg te erkennen. Op die manier wordt duidelijkheid geboden over het statuut van de voetweg als openbare weg. Bijkomend voorziet het decreet dat in navolging van deze vaststelling een rooilijnplan moet opgesteld worden. Voorliggend rooilijnplan strekt er toe -in navolging van de erkenning als gemeenteweg- te voorzien in duidelijke grenzen. Een veilige en performante weginfrastructuur kunnen op deze manier verzekerd worden. Ten slotte zorgt onderhavig rooilijnplan ervoor dat er duidelijk afgebakende grenzen tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen worden vastgesteld. In dat opzicht wordt ook de ontsluiting van de aangrenzende percelen gevrijwaard.
Voorliggend rooilijnplan verzekert het behoud van "Het kerkbaantje" als lokale verbindingsweg zoals deze al sinds jaar en dag deze functie vervult. Hierdoor komen de behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten voor toekomstige generaties niet in het gedrang. Bijgevolg geeft het voornemen tot aanleg van de gemeenteweg in kwestie uitvoering aan artikelen 3 en 4 van het Decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, dewelke de doelstellingen respectievelijk de principes om tot aanleg van een gemeenteweg te besluiten, weergeven.
Artikel 1.
Akkoord te gaan met de voorgestelde ligging van de gemeenteweg bestaande uit de Knappaertvoetweg, de Pastorijveldvoetweg en de Kerkvoetweg (gekend als Het kerkbaantje).
Artikel 2.
Voorliggend ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan met inbegrip van de in te nemen percelen voor de in artikel 1 beschreven gemeenteweg voorlopig vast te stellen.
Artikel 3.
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de verdere afhandeling van het dossier conform het Decreet Gemeentewegen.
De gemeenteraad
De kerkfabriek heeft een locatie nodig die dienst doet als gebouw van de eredienst waarin zowel secretariaat als archief gehuisvest zijn.
De gemeente Geetbets heeft de vraag gesteld aan de kerkfabriek om de pastorie gelegen Dorpsstraat te Geetbets, te verlaten.
De kerkfabriek huurt sinds februari 2024 een appartement, gelegen Dorpsstraat 33 bus 2 te 3450 Geetbets. Dit gebouw zal dienst doen als gebouw van de eredienst, zoals voorzien in het decreet voor de pastorieën zonder woongedeelte voor een bedienaar voor de eredienst.
Het archief van de kerkfabriek wordt hier ook ondergebracht.
Indien er later toch nog een pastoor door de Bisschop wordt aangesteld voor Geetbets en er een pastorie met woongedeelte moet voorzien worden, zal de gemeente hiervoor een gepaste woning ter beschikking stellen.
Het addendum bij de overeenkomst van Pastorieplan van 16 januari 2012 goed te keuren en te ondertekenen.
De gemeenteraad
Tussen de lokale besturen Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw en VDAB is een samenwerkingsovereenkomst: SAMEN STERK VOOR WERK in 2020 - 2025 gesloten op 01.07.2021 (hierna “de samenwerkingsovereenkomst” genoemd) met als doel een gezamenlijke arbeidsmarktstrategie.
Het lokaal bestuur van Glabbeek is op de hoogte gebracht van deze samenwerkingsovereenkomst met bijhorend actieplan en wenst aan te sluiten bij deze samenwerkingsovereenkomst.
Deze overeenkomst werd gesloten voor een bepaalde duur lopende van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2024.
Aangesloten besturen zijn: Stad Tienen (die de regierol sociale economie opneemt), Landen, Zoutleeuw, Geetbets, Kortenaken, Linter en Hoegaarden.
De stuurgroep ontving de aanvraag tot toetreding van de gemeente Glabbeek en gaf hierover een gunstig advies.
Het addendum bij de samenwerkings overeenkomst tussen de lokale besturen Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw en VDAB m.n. door toevoeging van de gemeente Glabbeek als deelnemenede gemeente, goed te keuren.
Namens Gemeenteraad,
Herman Stiers
Algemeen directeur
Kris Swinnen
Voorzitter van de raad