Het college
Het betreft een aanvraag voor de verbouwing van een eengezinswoning en het bouwen van een paardenstal
De omgevingsvergunning wordt als bijlage gehecht aan deze beslissing.
Het college van burgemeester en schepenen geeft de vergunning onder voorwaarde af aan de aanvrager
De voorwaardelijke vergunning wordt afgegeven onder volgende voorwaarden en/of lasten:
1. UITERLIJK ACHT DAGEN VOOR DE START VAN DE WERKZAAMHEDEN MOET DOOR DE VERSLAGGEVER DE STARTVERKLARING ALS ELEKTRONISCH DOCUMENT RECHTSTREEKS NAAR DE ENERGIEADMINISTRATIE DOORGESTUURD WORDEN.
2. De werken moeten uitgevoerd worden volgens de ingediende en goedgekeurde plannen en mits de naleving van verder genoemde bepalingen.
3. De omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het oprichten van paardenstallingen vervalt van rechtswege naast de gevallen, vermeld in artikel 99 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft. Na het verval van de vergunning, vermeld in het eerste lid, moeten de stallingen binnen zes maanden worden afgebroken.
4. Om de impact op het aanpalende perceel te beperken, dient een groenaanplanting voorzien te worden langs de linkergevel van de paardenstal, vanaf de verharding aan de voorzijde tot de achterste perceelsgrens van het perceel links van de aanvraag. De groenaanplanting heeft een minimale hoogte van 1 meter en heeft als doel het landelijk karakter maximaal te bewaren.
5. De aanvraag bevindt zich conform de zoneringsplannen van de VMM in collectief te optimaliseren buitengebied en dient bijgevolg te voorzien in het plaatsen van een septische put conform VLAREM II.
6. De aanvraag dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater en provinciale stedenbouwkundige verordening verharding. De aanvraag dient te voorzien in een hemelwaterput van 10.000 liter en een infiltratievoorziening van minimaal 6.100 liter met een minimale oppervlakte van 10,0 m².
7. De aanvrager dient ten alle tijden al het mogelijke te doen om eventuele geur en lawaaihinder naar de omgeving te vermijden. Indien nodig kunnen bijkomende maatregelen gesteld worden.
8. Tijdens het slopen moet de hinder voor de aanpalende buren tot een minimum beperkt worden. De aangrenzende eigendommen dienen gevrijwaard te blijven van nadelige invloeden ten gevolge van de afbraakwerken.
9. Na het slopen van de constructies moet alle bouwafval van het terrein verwijderd worden en afgevoerd worden naar een erkend verwerker.
10. Eventuele putten op het terrein ten gevolge van de sloop worden met goede aarde afgedekt zodat deze gelijkmatig hellend aansluiten op het bestaande terreinniveau.
11. De uitgegraven aarde dient afgevoerd te worden naar een erkend verwerker.
12. Voor de ingebruikname van de woning moet deze voldoen aan het decreet houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders(dd. 01/06/2012)
13. Indien nodig dient conform VLAREM II een melding of vergunning voor milieu bekomen te worden.
14. De bouwheer wordt er op gewezen omzichtig te werken ter hoogte van het openbaar domein. Bij ontegensprekelijke schade aan het openbaar domein aangericht door de bouwheer, zullen alle kosten aan hem doorverrekend worden.
Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.