Terug
Gepubliceerd op 18/03/2025

Besluit  College

di 18/03/2025 - 16:00

Omgevingsvergunning voor de aanpassing van de bestaande milieuvergunning, referentie omgevingsloket OMV_2024111857 - referentie gemeente OMV_2024_00087

Aanwezig: Jo Roggen, Burgemeester
Chris Jamar, Stijn Doms, Eva Prouvé, Danny Ruysen, schepenen
Herman Stiers, Algemeen directeur

Het college

Juridische basis
  1. Het decreet lokaal bestuur, inzonderheid art. 56.
  2. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
  3. Het besluit van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en latere wijzigingen (VLAREM II)
  4. Het omgevingsvergunningendecreet en uitvoeringsbesluit
Probleemstelling

Het betreft een aanvraag voor de aanpassing van de bestaande milieuvergunning.

Motivering

De omgevingsvergunning wordt als bijlage gehecht aan deze beslissing.

Het college van burgemeester en schepenen geeft de vergunning af aan de aanvrager tot de eindduur van de reeds lopende vergunning tot 22 december 2028.

De ingedeelde inrichting of activiteit omvat voortaan:


Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

6.5.1°

Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde  motor(en): inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen

1 verdeelslang

3

9.4.3.c)1°

Inheemse grote zoogdieren: Stallen voor grote zoogdieren, inzonderheid paarden, koeien, runderen, en mestkalveren, andere dan vermeld onder rubriek 9.4, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin grote zoogdieren andere dan varkens gefokt of gehouden worden, gelegen in een agrarisch gebied met plaatsen van 20 tot en met 200 gespeende dieren: 170 runderen (66 melkkoeien, 50 runderen <1 jaar, en 54 runderen tussen 1-2 jaar)

170 runderen

2

15.1.1°

Al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5 en 19.8, waarin gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens

4 voertuigen

3

16.3.2°a)

Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen: koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioning-installaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van: 5kW tot en met 200 kW

7,5 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

Gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a

4,25 ton

3

19.6.2°c)

Opslagplaatsen van hout e.d. met een capaciteit van (in een gebied ander industriegebied) meer dan 100 ton (200m³) in een lokaal of meer dan 400 ton (800m³) in een open lucht

1500 m³

2

28.2.c)1°

Opslagplaatsen van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee gescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen, ongeacht of het vee wordt geweid of op stal wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven, gelegen in een agrarisch gebied van 10 m³ tot en met 5.000 m³

1043 m³

3

45.4.e)1°

Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong van 1 ton tot en met 50 ton

7 ton

3

45.14.3°

Opslagplaatsen voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van gemalen bieten, aardappelen, en andere knol- en wortelvruchten, gelegen in een agrarisch gebied vanaf 1.000m³

1360 m³

2

53.8.1°b)

Andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5000 m³ per jaar en minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit en niet ingedeeld in rubriek 53.8.1° c)

3245 m³/jaar

2



ALGEMENE EN SECTORALE MILIEUVOORWAARDEN:

§1. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II, BS van 31 juli 1995; zoals gewijzigd) waarvan inzonderheid volgende bepalingen: Algemene milieuvoorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10 Sectorale milieuvoorwaarden: Hoofdstuk 5.6, 5.9, 5.15, 5.16, 5.17, 5.19, 5.28, 5.45 en 5.53.

 

BIJZONDERE MILIEUVOORWAARDEN:

Bijzondere milieuvoorwaarden gekoppeld aan de nieuwe grondwaterwinning:

* Voor laagwaardige toepassingen (o.a. het reinigen van de stallen) dient prioritair en maximaal regenwater of recupwater aangewend te worden.

* De grondwaterwinning van 19 m diep dient conform art. 5.53.1.2 van VLAREM II opgevuld te worden volgens de code van goede praktijk (Bijlage 5.53.1 van VLAREM II). De exploitant levert hiervan de nodige bewijsstukken aan via omgeving@geetbets.be.

* De gegevens van de debietmeting (type, serienummer en merk van de debietmeter) worden aan de gemeente Geetbets bezorgd via omgeving@geetbets.be. Het debiet wordt jaarlijks genoteerd in een register. De exploitant toont aan dat de debietmeter geplaatst is.

* Het aanleveren van het putschema van de nieuw te boren boorput. Dit bewijs dient binnen de maand van de boring te worden aangeleverd.

 

Bestaande bijzondere milieuvoorwaarden:

* Hergebruik hemelwater: gelet op de verharde oppervlakte, de mogelijkheden inzake opvang van hemelwater en de mogelijkheden inzake nuttig gebruik van hemelwater, dient de exploitant de geplande hemelwateropvang te voorzien van een pompinstallatie met de nodige aansluitpunten, waardoor dit water makkelijk bruikbaar wordt voor toepassingen als kuisen van melkstal en, machines en andere toepassingen die geen specifieke waterkwaliteit vereisen. Binnen het jaar na het verkrijgen van de vergunning moet dit gerealiseerd zijn.

* Infiltratie hemelwater: Zowel de overloop van de geplande hemelwaterputten als de bestaande rechtstreekse afvoer van hemelwater naar de riolering dient te worden aangepast zodanig dat deze afvoer ofwel verminderd wordt ofwel gebufferd wordt. Dit kan gerealiseerd worden door:

 - Ofwel afvoer naar een gracht of andere oppervlakkig systeem (bv. wadi) waar het  hemelwater deels kan infiltreren ipv naar de riolering, ofwel het installeren van een specifieke infiltratie-eenheid waarop de afvoer wordt aangesloten vooraleer geloosd wordt in de riolering

 - Ofwel het installeren van een bufferbekken met vertraagde afvoer vooraleer geloosd wordt in de riolering.

 Ook andere systemen van afvoer zijn toegelaten zolang deze leiden tot voldoende afname  van de rechtstreekse afvoer naar de riolering.

 De exploitant legt daartoe een voorstel binnen één jaar na de vergunningverlening voor aan de gemeente, ter goedkeuring

* Inrichting mestvaalt: Overeenkomstig de voorwaarden van Vlarem II dient de vaste mest te worden opgeslagen in een mestvaalt, voorzien van een ondoordringbare bodem en 3-zijdige opstaande muren. Eventueel percolaat mag niet in de riolering of bodem terecht mogen kome maar moet worden opgevangen in de mestvaalt zelf of in een specifieke gierput.

 

Ter info dient er aan de aanvrager nog volgende te worden meegegeven:

* • Voor degene met een eigen waterwinning of meer dan 500 m³ water per jaar verbruikt, betaalt een heffing op de waterverontreiniging. Indien er grote hoeveelheden (>500 m³/jaar) wordt opgepompt, is er nog een bijkomende heffing op de winning van grondwater. Grootverbruikers moeten elk jaar voor 15 maart een aangifte doen van hun waterverbruik. Voor meer informatie: https://www.vmm.be/water/heffingen en https://www.vmm.be/water/heffingen/doe-je-aangifte.

 

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.